Literatuur

Het literaire deel van Imagilogos moet worden begrepen in het licht van de volgende verklaring:

In zijn voordrachtencyclus "Kunst im Lichte der Mysterienweisheit", derde voordracht, gehouden op 30 december 1914 te Dornach, sprak Rudolf Steiner de volgende woorden:

Het poëtische scheppen is heden tot op zekere hoogte aan zijn eind gekomen. De dichtwerken der ouden, waarin zich goddelijke visioenen openbaarden, kwamen tot stand door onbewust ondergane inspiratie. Nu breekt de tijd aan waarin mensen tot dichtkunst moeten komen op basis van bewust te ondergane inspiratie. En dit door zelfinwijding. In een toekomstige dramatiek, epiek en lyriek zullen dichters hebben te getuigen van wat hen beweegt, in zover hun zielen bewust omgang hebben met de geestelijke wereld.

Van de nu zo'n opgang makende literatuur, die persoonlijke belevenissen als liefde en haat, lust en onlust tot onderwerp heeft, zal men in de toekomst zeggen: 'laat die poëzie en die verhalen maar voor wat ze zijn. Alles wat zij beschrijven is 's mens zijn persoonlijke zaak. Een ander heeft daar niets mee te maken.' Wat daarentegen uit het dagelijkse bestaan wegvoert naar wat met de geestelijke wereld wordt beleefd zal onderwerp worden van een nieuwe dramatiek, een nieuwepiek en een nieuwe lyriek. Wat de ene mens met de 'goden' beleeft is voor de andere mens het kunstzinnige mededelen waard."

Androgyn

Een omschrijving van de 20e eeuwse, vooral naoorlogse literatuur, werd indertijd gegeven door J.G. Praas, in zijn boekje "Nederlands Literatuuroverzicht" (A'dam, 1972): "Angst, vereenzaming, afkeer, de absurditeit van het leven, vinden in verbrokkelde, fragmentarische vorm hun neerslag in de huidige proza. De schrijver vertolkt daarin zijn innerlijk beleven, zodat hij daarbij afstand doet van het verwerken van (op eeuwigheid georiënteerde) algemeen-menselijke thema's." (Dit niet als neerbuigende kritiek bedoeld, maar als constatering. Met andere woorden: het heeft natuurlijk ook zijn redenen dat men op deze wijze over deze thema's schrijft.)

Een korte schets van de literatuurgeschiedenis

Wanneer we de ontwikkeling van de literatuur in de mensheidsgeschiedenis bestuderen, dan vinden we dat zij uitdrukking geeft aan de verschillende stadia van involutie en evolutie van de mens.

Volgens de traditie was in de voortijd het woord nog magisch; het bevatte hemelwijsheid en aardekracht. Priesters en ingewijden konden het aanwenden voor praktische en religieuze doeleinden. Een laatste rest hiervan vinden we nog in de hemelbeschrijvende kabbala en in al het aards kreetmatige.

Geleidelijkaan, naarmate de mens involueerde, dat wil zeggen zich van de goddelijk geestelijke wereld afwendde, en zich meer en meer ging uitdrukken in de stoffelijke wereld, verloor het woord zijn praktisch-magische krachten. Het schrift begon een steeds belangrijker rol te spelen, maar de literatuur bleef aanvankelijk nog wel open staan voor en uitdrukking geven aan de geestelijke wereld. Wij kennen allemaal de mythen, sproken en sagen uit de oudheid.

Het waren de Grieken die indertijd duidelijk drie vormen van literatuur onderscheidden, en zij noemden deze:

Epiek

:

Verhalende literatuur, oorspronkelijk vooral over dat wat de goden en halfgoden onderling betreft.

Lyriek

:

Beschrijving van de eigen subjectieve gevoelservaring in poëzievorm, over dat wat de mensen onderling betreft, maar dan wel georiënteerd op de wereld van het goddelijke als ook op de werereld van de aardse natuur.

Dramatiek

:

Toneel, woordkunst samen met handeling, de verhouding betreffende tussen de goden en de mensen.

In het bestek van deze beknopte schets kan hierop nu niet nader worden ingegaan.

Naarmate de mens verder involueerde raakte ook het uitdrukking geven aan de waarheden van de geestelijke wereld steeds meer op de achtergrond, en ging het steeds meer om het uitdrukking geven aan de menselijke betrekkingen onderling, aan de zintuigelijke beleving van de wereld, en aan het zich ontwikkelende zelfbewustzijn. We zien achtereenvolgens de literatuur van de Middeleeuwen, de Renaissance en de Romantiek ontstaan. De epiek wordt tot romankunst, de lyriek wordt tot poëzie en de dramatiek wordt steeds meer tot het toneel zoals wij dat kennen, waar de goden niet meer op de planken verschijnen.

Androgyn

Na de Romantiek zien we de mens in de loop van de 19e en 20e eeuw steeds meer belangstelling krijgen voor en inzicht verwerven in zijn eigen psychologie -althans voor wat betreft zijn lager zelf, zijn van nature niet-spirituele persoonlijkheid. En afhankelijk van het type mens dat de schrijver is, en van de heersende trend, zien we de literatuur van de vele -ismen ontstaan: impressionisme, expressionisme, naturalisme, realisme, existentialisme, etc. Men kan zeggen dat al deze -ismen na de tweede wereldoorlog uitmondden in een soort "psychologisch realisme".

Het is echter eveneens in deze 19e en 20e eeuw dat de mens - vanuit zeker gezichtspunt - zijn dieptepunt bereikt in de involutie en dat hij zich gaat voorbereiden op een mogelijke evolutie, op een ernieuwde binding met de geestelijke wereld, maar nu, als gevolg van zijn emancipatie, zijn ontwikkelde zelfbewustzijn, niet meer vanuit en door de geest onbewust te inspireren, maar bewust op basis van een eigen keuze, waardoor hij, de mens, een medewerker, medebouwer aan de kosmos wordt. Aangezien de literatuur altijd uitdrukking is van de menselijke staat van zijn, is het logisch dat er in de toekomst, in de 21e eeuw, nieuwe vormen van literatuur zullen ontstaan.

Een eigenaardig tweevoudig literair fenomeen van de 20e eeuw kan volgens ons reeds worden aangemerkt als "vroeggeboorte" van deze toekomstige literatuur. De "Science Fiction" en de "Phantasy" vormen dat fenomeen. Omdat deze twee genres niet voldoen aan de criteria die men voor literatuur stelt, worden zij door de officiële literatuurwetenschap niet erg serieus genomen, en gerekend tot de "lektuur". Toch verheugen deze genres zich in een grote belangstelling. Ons inziens omdat zij de mensen aanspreken in hun vage halfbewuste intuïties omtrent de toekomst, en omtrent het karakter van een toekomstige literatuur. De inhoud van SF-romans en fantasy-verhalen komen via halfbewust ondergane inspiratie tot stand, en zij zijn daarmee eigenlijk vroeggeboorten. Men moet natuurlijk niet de vergissing maken ze voor de toekomstige literatuur zelf aan te zien. Zij laten echter volgens ons de richting zien die de literatuur zal gaan nemen.

Diametheïsche en prometheïsche literatuur

Wij, schrijver dezes en anderen, spreken over toekomstige literatuur als zijnde diametheïsche en Prometheïsche literatuur. De termen zijn niet uit de lucht komen vallen, maar bewust gekozen aan de hand van de griekse legende van Epimetheus en Prometheus. Epimetheus betekent nádenker, Diametheus betekent dóórdenker, Prometheus betekent vooruitdenker.

Tot nu toe is vrijwel alle moderne literatuur epimetheïsch geweest, berustend op onbewust ondergane inspiratie (zoals de meeste mythen sproken en legenden) of, later, berustend op nadenken over wat geweest is, op het beschrijven van wat geweest is, op waarnemingen vergaard door de zintuigen en bewerkt door verstand en gevoel, met behulp van de ervaring.

Om literatuur te benoemen die niet epimetheïsch en niet prometheïsch is - hierover aanstonds - hebben wij het woord diametheïsche literatuur bedacht. Diametheus betekent zoals gezegd dóórdenker. Diametheïsche literatuur berust niet meer op het eenzame van de kosmos afgesnoerd geraakte epimetheïsche denken, maar op het denken dat een nieuwe binding zoekt met het grotere geheel, met de geestelijke wereld, de kosmos, het denken dat de geestelijke wereld door zich heen laat stromen, en zichzelf als deel van de geestelijke wereld beleeft. Als zodanig draagt de diametheïsche literatuur als kenmerk het zoeken naar de waarheid. Zij beschrijft niet alléén het leven in de zintuigelijke wereld van het lager zelf van haar figuren, maar zij beschrijft ook het verband met de andere werelden, het verband van de gebeurtenissen met het grote geheel van de kosmos, bijvoorbeeld vanuit de karmagedachte. Zoals Steiner in voornoemd citaat zegt: de schrijvers getuigen van hun bewuste omgang met de geestelijke wereld.

Portret

Spaarzame voorbeelden van de diametheïsche romans uit de wereldliteratuur zijn "De Golem" van Gustav Meyrink, en "Aan gene zijde" van Alfred Kubin. Waar het bestaan wordt erkend en beschreven van verschillende werelden bevolkt met verschillende wezens, bijvoorbeeld ingebed in de strijd tussen goede en kwade machten, kan het genre "phantasy" als vervroegde diametheïsche literatuur worden aangemerkt. Een voorbeeld hiervan is "In de ban van de ring" van J.J.R. Tolkien.

Over prometheïsche literatuur

Bijldwerg

Prometheisch denken of vooruitdenken wil zeggen: plannen, het ontwerpen van maatregelen waardoor bij uitvoering daarvan iets dat gewenst wordt, in de toekomst werkelijkheid wordt.

Prometheïsche literatuur wil dan zijn: de magische agens in taal (gebezigd tussen planning en door omstandigheden van tijd nog niet aan te vangen realisatie) waarmee zeker wordt gesteld dat het toch ooit tot die realisatie zal komen, wanneer dan ook. In de prometheïsche literatuur houdt de literator zijn woord.*

Haar thema's en verhalen -in poëzievorm, prozavorm, dramavorm en mengvormen hiervan- dienen zó te zijn dat het eigen biografische spoor en dat van anderen er met recht in doorgetrokken kunnen worden. Iets wat met betrekking tot een "vroeggeboorte" van zulk een literatuur, de Science Fiction met zijn verhalen als F. Herberts "Duin" en I. Tsimoos "Foundation Trilogie", niet of nauwelijks het geval kan zijn. De prometheïsche literatuur dient dus net als de diametheïsche naar waarheid te streven, en niet té fantastisch en onmenselijk te zijn. Want wie zou ooit in té fantastische en onmenselijke, in onware omstandigheden willen en kunnen leven?

Prometheïsche literatuur moet worden onderscheiden van de louter voorspellende literatuur van de profeten en sybillen van vooral vroeger. In de profetische en symbolische geschriften wordt doorgaans op basis van onbewust ondergane inspiratie van godswege, de ook van godswege bepaalde toekomst vooruit beschreven. Slechts dat. In de prometheïsche literatuur wordt een door het vrije mensen-Ik geplande toekomst - vrij gepland door bewúst ondergane inspiratie van godswege - vooruitbeschreven (als etherische vooruitblik), en dat, zoals gezegd, dan zó dat het die toekomst mede bepaalt.

*

Niet zoals in de archaische literatuur, die op een bepaalde manier óók voorspellend was, het woord van de hemelse machten (sybillen en profeten), maar 'zijn' woord.